Iedere week schrijft Dion van Meel een ode aan de Kelderklasse. Aan onze onvoorwaardelijke liefde voor knollenvelden, harde ballen en bier. Van Meel staat aan de zijlijn en geeft commentaar. ’t Zit ‘m in de details. Dit keer schrijft hij een Ode aan de kopgoal.
Een leuke vent is het hoor, onze spits. Hij werkt keihard, maakt vuile meters als een marathonloper wanneer iedereen strompelend met de tong op de schoenen verlangt naar het eindsignaal, heeft prachtige krulletjes en is 3 meter 20. Maar als er een bal op z’n kop belandt, lijkt hij op een schildpad die op z’n neus wordt getikt. Een supporter die een druppel in z’n nek krijgt. Hij slaat niet met z’n hoofd naar de bal, maar trekt z’n kop in en legt de bal bijna stil op z’n vogelnest van krullen. Onze spits kan lange ballen prima doorschampen, maar is geen kopper.
Ik neem het hem niet kwalijk; een goede kopgoal is zoveel meer dan een doelpunt. Een goede kopgoal is een pakket tot aan de nok toe gevuld met juiste keuzes en acties. Te beginnen bij de loopactie om vrij te komen op de juiste plek, gevolgd door de juiste timing om de lucht in te gaan en eventjes te blijven hangen, die ingewikkelde nekbeweging naar de bal te maken als een lopende Egyptenaar, dan ook nog eens die bal te sturen naar de vrije ruimte in het vijandelijk doel.
Goede kopgoals zijn een zeldzaamheid op onze slechte velden. Een Kelderklasser doet er immers alles aan om maar niet te hoeven koppen. Hij scheurt nog liever uit z’n hamstrings en broekje door met z’n poten naar de hoogste ballen te klimmen, dan z’n katerkop tegen een bal te zetten. Misschien dat ik daarom zo geniet van fijne kopgoals. Van doelpunten als die van Messi tijdens de finale van het miljoenenbal in 2009. Of van Gullit tijdens het EK van ’88, daarbij meteen de aantekening makend dat het doelpunt van Ruud natuurlijk nooit zo mooi was geweest als Ruud gewoon rode stekeltjes had gehad in plaats van rasta’s die met bal en al van zijn hoofdhuid leken te worden gerukt op dat memorabele moment. Ruud kopte niet zomaar; Ruuds kop kwam los van z’n romp en hij leek de bal met zijn hoofd vol touwen in de touwen te rammen. Dan Messi: hij sprong die dag op, besloot even te blijven hangen met z’n armen over elkaar en toen hij al aan z’n daling was begonnen, kreeg hij het nog voor elkaar die voorgegeven bal een tegendraads kusje te geven en met een boogje te sturen naar de lange hoek, onze eigen Edwin kansloos achterlatend op z’n lijn. In Messi’s kopgoal zat gevoel, liefde en tederheid.
Dit is misschien een inkoppertje: de gemiddelde Kelderiaan is geen Gullit of Messi. Hij is al tevreden als -ie met z’n voeten de bal de juiste richting op stuurt met een beetje gevoel, laat staan met z’n kop. Tederheid bewaart -ie wel voor de 3e helft, wanneer de mayo van z’n broodje frikandel dreigt te gaan druipen en z’n tong tevoorschijn komt. Een Kelderiaan slaat die bal niet als een Gullit tegen het net en blijft niet Messiaans hangen in de lucht. De kopgoal van de Kelderiaan kenmerkt zich niet door sprong-of kopkracht; hij heeft geduld, wachtend op de juiste voorzet. En dat kan een aantal wedstrijden duren.
Áls die voorzet dan eindelijk komt, schat de Kelderiaan eerst in of -ie echt voor hém gaat zijn. Is -ie te hoog voor ‘m? Dan kaffert hij de voorgever uit. Is -ie perfect op hoogte, maar komt -ie te hard? Dan bukt hij, kijkt hij achter ‘m, doet hij alsof hij dacht dat de bal voor de andere teamgenoot was bedoeld en kaffert hij de voorgever én die teamgenoot uit.
Komt de bal eindelijk perfect in een traag boogje voor het doel? Dan doet-ie een stapje achteruit en wacht-ie net zo lang tot de bal op de juiste hoogte is waardoor-ie niet hoeft te springen, en strompelt-ie met gebogen lichaam, omdat de bal nu tóch net iets te ver is gedaald, als een vermoeide stier met ogen dicht naar de bal toe. Soms raakt-ie een paal, soms een tegenstander, maar met wat geluk kust z’n kruin het leer. Vervolgens zal hij opkijken en controleren of de bal daadwerkelijk over de doellijn is, met z’n hand Sneijderiaans kletsen op z’n kop en juichen.
Nogmaals: ik neem onze spits niks kwalijk. Ooit zal hij scoren met z’n kop, met z’n handen op z’n krullen slaan en juichen. Maar voorlopig ben ik tevreden als-ie z’n koppie erbij houdt. En die dozen om z’n schoenen verwijdert. Kijken we daarna wel verder.